Bij gestructureerd intercollegiaal overleg staan vraagstukken met betrekking tot de dagelijkse praktijkvoering centraal.
Advocaten kunnen binnen een kantoor of in een groep advocaten van verschillende kantoren met elkaar van gedachten wisselen over de juridische en niet-juridisch-inhoudelijke aspecten van het werk. Hierbij kunnen zowel vakinhoudelijke vragen worden gesteld als vragen over gedragsrecht, het optreden in het publieke domein als vertegenwoordiger van de beroepsgroep, het opstellen van een ontwikkelplan, de vormgeving van de praktijkvoering, enzovoorts.
Door dit overleg wordt aandacht gegeven aan verschillende elementen van professionaliteit. De kwaliteitsbevordering behelst immers meer dan alleen het beheersen van vakinhoudelijke kennis. Het overleg vindt plaats met een begeleider. Dit is geen deskundige in de zin van nog in te voeren artikel 26, eerste lid, van de Advocatenwet. Deelnemende advocaten moeten daarmee rekening houden in het kader van de geheimhoudingsplicht.
Vereisten voor gestructureerd intercollegiaal overleg
- gestructureerd intercollegiaal overleg vindt plaats in een groep van ten minste drie en ten hoogste tien advocaten gedurende ten minste acht uur per jaar, met ten minste twee uur en ten hoogste vier uur aangesloten per dag;
- voorafgaand aan ieder overleg wordt een deelnemer als begeleider (zijnde advocaat) aangewezen;
- de advocaten en de begeleider zijn allen werkzaam op hetzelfde rechtsgebied of dezelfde rechtsgebieden;
- de advocaten en de begeleider bespreken voorafgaand aan het overleg de reikwijdte van de geheimhouding van hetgeen tijdens het overleg wordt besproken;
- de advocaten brengen ieder in één of meer vragen met betrekking tot de dagelijkse praktijkvoering; en
- de begeleider bevestigt ieders deelname in een bewijs van deelname met een korte, niet inhoudelijke, omschrijving van hetgeen aan de orde is gekomen.